STOF TOT NADENKEN
Oktober 2024
Gebed zonder eind?
Het zal je maar gebeuren: de caravan waar je zo vaak mee op vakantie bent geweest, wordt gestolen; je glimmende oldtimer raakt van de weg en belandt in de berm tegen een hectometerpaaltje: total loss; je relatie gaat uit, omdat je vriendin denkt een beter leven te krijgen met je – tot dan toe – beste vriend; door een roekeloze actie op jonge leeftijd na een avondje stappen bleef je hangen in een stuk prikkeldraad van een voor jou compleet onbekend perceel: je leven lang een litteken op een door iedereen waarneembare plaats van je lijf. Leedvermaak voor velen, rampspoed voor jezelf.
Al van jongs af aan ben ik wel een beetje sensatiebelust. In Rijswijk (ZH) mocht ik als klein ventje wel eens ‘vrij’ bidden en danken. Dat wil zeggen, niet de standaard gebeden prevelen die mij qua woordkeus weinig zeiden, zoals “Wij danken u van harte, voor nooddruft en voor overvloed” of “Doch geef dat onze ziele niet aan dit vergank’lijk leven kleev”. Ik mocht dan zelf bedenken waarvoor ik de Heer wilde danken en waarvoor/voor wie ik wilde bidden. Bruine bonen kwamen niet in beeld. Dat was te simpel en te alledaags. En daar had een zekere Bartje al genoeg over gezegd. De gestoofde uien met een onbeduidend sausje die mijn moeder wekelijks op tafel zette durfde ik niet in de strijd te gooien. Ook mijn opa’s en oma’s kregen geen aandacht in mijn gebeden. Die hadden in mijn beleving al het eeuwige leven te pakken, dus dat was verspilde energie.
Ik wilde het hebben over spectaculaire zaken en bad om een brand bij de buren ter linkerzijde (gezien vanaf de straatkant), omdat die altijd zo moeilijk deden over een voetbal die regelmatig in hun tuin belandde. Met als voorwaarde dat er slechts materiële schade zou ontstaan bij hen, niet bij ons en dat er geen slachtoffers zouden vallen. Het instorten in de vakantie van onze school aan de Broekslootkade 97 kwam regelmatig in mijn gebeden voor, omdat meester Rotmensen zijn naam te veel eer aandeed. Maar wederom met het nadrukkelijke verzoek geen lichamelijk letsel bij de conciërges of achteloos spelende kinderen te veroorzaken. Of een roofoverval bij kruidenier Van Dijk aan de Haagweg 26, omdat hij mij nooit een snoepje gaf. Let wel: zonder bloedvergieten. Ik vermeldde altijd zo precies mogelijk waar, bij wie en waarom het onheil moest plaatsvinden om misverstanden te voorkomen. Het waren allemaal nogal egocentrische wensen aan de Heer. Ik moet zeggen dat mijn gebeden in deze sfeer nooit zijn verhoord. Dat was toen. Dat was ooit.
In het laatste jaar van haar leven heb ik veel met mijn moeder gepraat. Ze mocht 96 jaar oud worden. Ze was op die leeftijd geestelijk nog heel goed, lichamelijk echter broos. Gesprekken over onze kleinkinderen en het geluk van hun ouders, grootouders en overgrootmoeder. Het geloof en ongeloof in ons leven. Heel bijzonder: grote leeftijdsverschillen, maar geen generatiekloof. Verschil in inzicht van opvoeden, kijk op de wereldse problemen, maar geen tegenstellingen in het najagen van geluk. Momenten van verbinding, van samen genieten, van bewustwording dat geluk misschien wel te omschrijven valt, maar niet te bepalen is voor wie dat krijgt. Denk alleen maar aan mensen die ongewild kinderloos blijven of een kind verloren hebben. Of onschuldige burgers in oorlogssituaties.
Je zou willen dat iedereen mag delen in voorspoed, onvoorwaardelijke liefde, gezondheid, veiligheid en wat dies meer zij. Rijkdom in de breedste zin van het Woord. Rijkdom voor de hele mensheid. Voor jong en oud. Een klein stukje hemel op aarde is wellicht al voldoende. Dat zou pas een sensatie zijn ! Uw Koninkrijk kome!!
Ik denk dat ik maar weer wat vaker mijn handen ga vouwen om te bidden. Of ik daarbij altijd woorden of de juiste woorden weet te vinden, is niet van belang. Vragen staat in ieder geval vrij. Danken trouwens ook. Voor wat? Voor wie? Worden het schietgebedjes voor mijzelf? Of een dankgebed zonder eind waardoor ik mijn dankbaarheid kan inzetten voor de ander? Mijn opa zou zeggen: “Wat is een jaar, wat is een maand, wat is een week, wat is een dag in het licht van de Eeuwige en de eeuwigheid?!”
Klaas Boeijinga
“Gij die het sprakeloze bidden hoort achter de woorden die wij tot U roepen”
Huub Oosterhuis: Lied 197 Liedboek